woensdag 20 maart 2013

De negende steen


"Zoekplaatje" Getekend ergens in de tweede helft van de jaren 70


Toen ik deze tekening scande zocht ik een titel om hem weg te schrijven en ik kon even nergens anders opkomen dan 'zoekplaatje' Het origineel is wat groter. Ik heb hem in twee helften moeten scannen. Dat kun je zien links naast het gezicht  aan de rechterkant. Daar is de tekening wat lichter. Daar loopt de lasnaad zou je kunnen zeggen. Is dat vermeldenswaardig? Ja, dat vind ik wel, want het origineel is dus mooier. Maar aangezien ik geen grotere scanner dan een A4 scanner heb, moet ik een aantal tekeningen enigszins verminken. Jammer maar waar. 

Terug naar de titel. "Zoekplaatje" dekt de lading wel wat mijn leven betreft, want voor mij waren veel dingen niet echt zo eenvoudig zoals ze dat inmiddels wel zijn. Toen ik in militaire dienst moest en het van begin af aan helemaal fout ging, hebben mijn hevig geschrokken ouders, een mapje met mijn tekeningen gepakt en zijn ermee naar de militaire psychiater gegaan. Uiteindelijk bleek er niets aan de hand, maar dat kwam later pas naar voren. Die bewuste psychiater kwam niet verder dan de conclusie dat 'deze jongeman picturaal zeer begaafd was/is' en 'dat het allemaal wel goed zou komen.' Dat kwam het ook. Dus mijn vader en moeder weer naar huis met mijn mapje tekeningen onder de arm. Natuurlijk waren ze trots dat hun zoon niet gek verklaard werd. Na 3 maanden werd ik met S5 naar huis gestuurd. 
Nu moet ik natuurlijk wel het hele verhaal vertellen.
Het zat zo. Er was eens een jongeman die op de kunstacademie zat en al een paar jaar de oproep voor militaire dienstplicht met succes had weten uit te stellen vanwege een lopende studie. Eenmaal in jaargang 3 van de kunstacademie liep het niet zo heel erg lekker tussen mij en een paar leraren. Niet dat er sprake was van ruzie, maar er waren verschillen van inzicht en richting. Het kwam erop neer dat ik in een heel andere stijl tekende dan een van de belangrijkste docenten zelf deed. Dus was er sprake van een stugge werkverhouding. Ik tekende al op de manier zoals hierboven en daar kon men niks mee. Dat begrijp ik ook wel, maar ik tekende ook wel op een andere illustratieve manier, dus huisje boompje beestje stijl. Maar wel op mijn manier. En bij model tekenen stoorde ik me enorm aan de positieve manier van lesgeven van de docent. Met beide heren is het, nadat ik weer terugkwam om de studie af te maken, helemaal goed gekomen. Het lag uiteraard niet aan hen, maar helemaal aan mij. 
Dus rond december, zo tegen de kerstvakantie, was de limiet bereikt en verscheurde ik het verzoek tot uitstel van dienstplicht. Toen ik dit op school (de kunstacademie) ging vertellen, waren de docenten eensgezind in hun mening dat het zonde van mijn talent was, en de directeur zei dat ik, als ik dat wilde, weer terug kon komen om de studie alsnog af te maken. Daar was ik natuurlijk erg blij mee en stapte met een mengeling van onzekere zekerheid de wereld in. 
Begin maart 1973 moest ik me in Ede bij een kazerne melden om daar sergeant te worden. Nou ja, als men daar blij mee was, dan deed ik dat maar. Om gestress te voorkomen besloot ik vroeg van huis te gaan om het hele gedoe rustig te laten verlopen. Maar het ging eigenlijk al meteen fout. Ben je op tijd, krijg je nog kleren die niet passen. Dat is op zich heel normaal in die kringen, want het hoort bij het systeem van ongemakkelijk maken en je zover te krijgen dat je zelfs de grootste bullshit voor zoete koek slikt. Dat zou bij mij dus niet lukken. Het volgende crisispunt kwam toen we met een grote groep jonge soldaten in een niet al te groot zaaltje geperst werden alwaar wij door een sergeant, die ten tijde van zijn eigen keuring, duidelijk op zijn tenen had gestaan om groot genoeg te lijken om goedgekeurd te worden, onder de krijgstucht werden geplaatst. Dat allemaal in naam van de koningin. Ik weet nog dat ik dat raar vond, want waarom werd ons niet gevraagd of we dat wel zagen zitten? Het zou nog erger worden. 's Avonds zaten we op onze kamer en kregen we de opdracht om alle glimmende delen van onze zojuist verkregen uitrusting dof te maken. Daarvoor gaf de man ons een doos bruine schoensmeer of ander soortig smerig goedje. Mijn vraag aan de dienstdoende sergeant majoor was dan ook: "Waarom is dat nodig? Hadden ze die knopen en gespen dan niet gewoon dof kunnen maken?" Normale vraag toch? Maar daar dacht de beste man anders over en hij antwoordde broodnuchter: "Dan kan de vijand ons 's nachts niet zien." Toen wist ik zeker dat ik in een gekkenhuis beland was. Diezelfde avond moest Ajax in München tegen Bayern München voetballen, voor de europacup I. Een aantal jongens probeerden voorzichtig of er misschien een mogelijkheid was dat we die wedstrijd mochten zien. Dat wilde die man natuurlijk zelf ook, maar het dof maken van glimmende uniform onderdelen, was een zaak van leven of dood en dus werd er nee gezegd. Diep teleurgesteld begon de groep geknakte voetballiefhebbers aan hun taak. Zo af en toe probeerden een paar jongens nog of het asjeblieft mocht. Natuurlijk mocht dat, maar ook dit was weer een dankbaar lesje in macht en onmacht. Met andere woorden; een moderne vorm van slavernij. Ik ben de baas en ik kan doen en laten met jullie wat ik wil. Ach, het was geen onaardige man, maar mijn animo om er het beste van te maken daalde met de minuut. Wij dus naar de wedstrijd kijken. Ik was in die tijd zwaar voor Feyenoord en had al een paar jaar last van de suprematie van Ajax. De eerlijkheid gebied te zeggen dat Ajax toen ook gewoon de beste was en dat waren ze 3 jaar op rij ook in europees verband. Ze wonnen die avond dan ook met 5 tegen 2. De Duitsers in eigen huis verslaan geeft een Hollander altijd iets extras. Die avond begon mijn voorzichtige rebellie. Het lot wilde dat ik naast een grote Rotterdammer zat en bij elk doelpunt van de Duitsers juichten wij. Dat we daar naderhand geen last van hebben gekregen kwam door het postuur van de Rotterdammer en mijn eigen postuur, hoewel niet zo imposant als van mijn buurman, maar toch taai genoeg. Bovendien schoten de Amsterdammers er 5 in, dus dat zat wel goed. En eerlijk is eerlijk, in europees verband ben ik voor iedere Nederlandse club, of club met Nederlandse spelers. 
Het zou nog erger worden. 
Na de wedstrijd liepen we met een hele grote groep, net onder de krijgstucht geplaatste, jongens terug naar onze barakken. Wat een troosteloze wandeling was dat. Hadden we net genoten van een mooie voetbal avond, werden we gelijk weer geconfronteerd met de uitzichtloze situatie waar we 14 maanden gedwongen in zouden moeten vertoeven. Militaire dienstplicht. Vreselijk.
Begrijp me goed, ik ben niet tegen het leger en ook niet tegen dienstplicht, maar kom op mensen, geef die jongens dan ook iets nuttigs te doen en behandel ze niet als een stelletje onnozele halzen. 
Het werd nog erger.
Terug in de barak, kreeg ik een bed naast een groot raam zonder gordijnen en met een kap loos peertje, dat de hele nacht driftig bleef schijnen. Op een rooster had ik de corvee lijst gezien en daar werd ik ook niet blij van.
De hele nacht amper geslapen.

Het werd nog erger. 
De volgende ochtend vroeg werden we gewekt door een, mij wat te, vrolijke superieur en werd ons verteld dat we ons uitgaans uniform aan moesten trekken voor de pasfoto. Maar, je voelt 'm al aankomen, mijn uitrusting was niet compleet. Zo hadden we geen van allen een nette broek, maar alleen het uniform jasje. De meesten hadden ook nog een blouse erbij en een stropdas. Ik had alleen maar het jasje. Op de vraag of ik de ontbrekende onderdelen zou mogen halen, kreeg ik een ontkennend antwoord en we moesten maar samen delen. Nou ja, dan niet. Ik was daar natuurlijk niet blij mee, maar als dat de stand van zaken was, dan moest het maar. Terwijl ik mijn kamergenoten zo gedwee bezig zag, brak er iets in mij.
Ik besloot ter plaatse naar huis te gaan en begon mijn burger kleren weer aan te trekken. Mijn kamergenoten werden daar erg zenuwachtig van en ik werd steeds rustiger. Mijn besluit stond vast. Ik ging naar huis.
En weer werd het erger.
Er werd een kortverband vrijwilliger bijgehaald. Dat heb ik altijd een triest slag jongens gevonden. Dat waren namelijk dienstplichtigen die vrijwillig voor 4 jaar tekenden. Fanatiek dus ook. Met toch wel zachte drang werd mij gesommeerd mijn uniform aan te trekken voor de foto sessie. Ik was kalm en werd alleen maar kalmer. "Nee, ik ga naar huis!" Toch wel mooi om te merken dat als je als mens een goede beslissing neemt, je daar ook heel rustig en vredig van wordt.
Een kwartiertje later moest ik naar de groot majoor. De baas van de kazerne en die zou het wel even oplossen. Eerst nog geprobeerd mij af te bluffen, maar diegenen die mij een beetje kennen, weten dat zoiets bij mij juist een averechts effect heeft. Ik weet nog goed hoe kwaad ik werd toen hij mij vroeg wat voor opleiding ik gedaan had en toen ik kunstacademie zei, reageerde hij heel denigrerend met: "Oh, maar dan schrikken wij altijd even" en "Oh jee, dan weet ik het wel." Dat schoot mij in het verkeerde keelgat en dat zei ik hem ook. Dat maakte uiteraard geen indruk, dus werd er een dienstbevel van gemaakt. We gingen terug naar mijn kamer en de Majoor nam een legeroverall, wierp die op bed en gaf het bevel "aantrekken!" "Nee!" was mijn even duidelijke als stellige antwoord op zijn hooghartige bevel. Deze scène werd drie keer herhaald, dat moet wettelijk en ik werd achter de wacht gezet. Wat zoveel betekend als in de cel geworpen wegens dienstweigering. Klopte helemaal en volgens de regelen der krijgsmacht volkomen terecht. Ik geloof dat ik op donderdag in dienst moest en vrijdag werd ik al op water en brood gezet, dus het hele weekend zat ik daar. Op zaterdag kwam de Majoor nog even bij me langs om te kijken of hij me op andere gedachten zou kunnen brengen, maar dat hielp uiteraard niet. Ik mag dan van nature geen makkelijke beslisser zijn. Is die beslissing eenmaal genomen, dan hou ik me daar ook aan. De Majoor voelde zelf ook wel dat hij het anders had kunnen en moeten aanpakken. Op maandag werd ik in een busje naar Nieuwersluis gebracht, alwaar de grote gevangenis der Nederlandse krijgsmacht gehuisvest was en waar alle dienstweigeraars en andere militaire boosdoeners onder arrest verbleven. Toen ik binnen kwam en mijn uitrusting in een schap moest leggen zei de dienstdoende militair: "Leg maar ergens neer." En ik legde mijn plunjezak op nummer 17. "Jij bent hier binnen 3 weken weg. Iedereen die zijn spullen op dat nummer legt is tussen de twee en drie weken weer weg. Dat zou ruim kloppen. Ik had de juiste beslissing genomen, want de hele poppenkast was aan mij niet besteed. 
Het werd leuker.
Ik werd in een cel gezet en de deur bleef open en een voor een kwam er jongemannen binnen die me met 'broeder' begroetten. Dat vond ik echt raar, maar in mijn aanvankelijke onnozelheid dacht ik dat dat er misschien wel bij hoorde in dit gevangenis wereldje. Maar al snel kwam de aap uit de mouw. Er werd een bewaker bijgehaald en die vroeg of ik Jehova getuige was. Dat was ik niet en was dat ook niet van plan te worden. Er was dus een vergissing gemaakt en men had mij voor een Jehova getuige aangezien, die weigeren per slot van rekening ook dienst en moeten dan 14 maanden de cel in.
Achteraf vertrouwde ik het niet, volgens mij wisten ze donders goed dat ik geen Jehova was, maar hebben ze me expres bij die jongens gezet om er een 'vergissing' van te maken. Daar zou het later allemaal op gegooid worden.
Het werd weer erger.
De eerste week was vreselijk. Ik ging echt door een hel, probeerde me te verminken door met mijn hoofd en mijn knieën tegen de muur te bonken om maar afgekeurd te worden. Dat hielp niet, Onze Lieve Heer heeft mij stevig naar aarde gestuurd, want het leverde mij slechts blauwe plekken en een paar schrammen op. De mens is volgens mij duidelijk niet in staat om zichzelf, zonder wapens, ernstig te verminken. Of je moet in een nog grotere paniek zijn dan ik op dat moment was. 
Op woensdagavond kwam er nog een militair met me praten. Dat vond ik erg aardig van hem. Ik merkte dat hij zich zorgen maakte en me wilde helpen. Na een week werd ik weer wat rustiger en kwam bij zinnen en ging het spelletje mee spelen. Het acteurschap zat er al helemaal in en ik speelde met de situatie. Dat zou ik blijven doen tot ik met S5 naar huis gestuurd werd. S5 betekent Stabiliteits factor 5, wat zoveel betekent dat ik voor militaire begrippen een gevaar voor mijn mede soldaten was. Volgens mij zijn dat die lui die glimmende knopen dof laten maken omdat de vijand ze anders zou kunnen zien. Maar dat is mijn bescheiden mening.
Na ruim twee weken mocht ik weg en brachten mijn ouders me naar Ede, waar ik als gewoon soldaat mijn diensttijd uit zou gaan zitten. Ik zal een heleboel details weg laten, anders wordt het verhaal te lang. Maar om een heel lang verhaal kort te houden ben ik iedere dag naar een dominee, pastoor of rabbijn gegaan. Ik had me immers voorgenomen om naar huis te gaan. En dat is gelukt. Ik weet nog heel goed, kan me trouwens alles nog zeer gedetailleerd herinneren, dat enkele ervaren jongens mij op het hart drukten dat wanneer ik bij de dienstplichtig psychiater zat, ik me nergens bewust van zou moeten zijn. "Denk erom," zei er een, "als hij je iets vraagt waar je wel degelijk een antwoord op weet, dan weet je gewoon niks. Want zo gauw je iets begrijpt kun je hier je tijd uitzitten." En het klopte, want toen ik op de stoel bij de psychiater in Arnhem ging zitten vroeg hij. "Dus je weet waarom het gebeurd is? Waarom je hier bent." Ik haalde mijn schouders op en zei op mijn onnozelst: "Geen idee." dat geloofde hij duidelijk niet, maar ik voldeed aan het afkeur criterium en ik mocht naar huis. Achteraf hoorde ik dat ik geluk gehad had, want hij was een dienstplichtig psychiater. Vrij snel daarna werden die afgeschaft en kon je dat alleen zijn als beroeps militair. Ik vond het best, ik was vrij en op mijn voettocht terug naar het station van Arnhem om naar huis te gaan, kocht ik in de stationshal een vuistdikke roman van Lennaert Nijgh, de beroemde tekstdichter die samen met Boudewijn de Groot zoveel prachtige liedjes geschreven heeft.
De titel was 'Tobia en de ontdekking van het groot masturbariaat." In tegenstelling tot zijn weergaloze liedteksten, bleek zijn poging een mooie roman te schrijven, totaal te zijn mislukt. Op de voorkaft stond een tekening van een aangenaam verwilderd kijkende naakte jongeman met een groot condoom op zijn hoofd, tussen weelderige blote vrouwen borsten. Ik vond het een leuk boek. Het ging over de jeugd van de schrijver zelf in Aerdenhout. Ik geloof niet dat hij ooit nog een roman geschreven heeft, maar mijn vrienden en ik vonden het een goed plan om onze band naar deze roman te vernoemen. Onze band heette vanaf dat moment "Tobia". Wij hadden met onze band net zoveel succes als Nijgh met zijn boek. Nul dus.
Tijd voor een tekening.

"Kurkentrekker op tafel." 1985


















Ook hier weer veel wit onder de tekening. Heeft met scannen te maken.
Deze tekening heb ik gemaakt met mijn half jarige zoon Wouter op schoot. Ik had een hele stapel papier gekocht en met een nieuwe rotring pen, niet zo'n strakke, maar een soort vulpen, tekende ik de hele stapel vol. Heerlijk. Bovenstaande tekening was er een in een grote serie. Ik had het net over de band waarin ik speelde en dan wordt er wel eens een biertje gedronken en wel twee ook. Onze drummer liep op sherry, een goedkoop soort bocht dat hij met smaak naar binnen werkte. Hij was best een goede drummer en had een enorm ritme gevoel en kon met zijn voeten op de pedalen behoorlijk uit de voeten. Maar na een flesje sherry of amontillado, kon hij alleen nog op een en drie het voetpedaal laten klinken. Op zich niet slecht, want het werd er wel strakker van. Ach we hadden lol en hoopten de wereld te veroveren. Dat hoopte ik in ieder geval, of de anderen ook zo fanatiek waren weet ik niet, maar ik denk het niet. Het past allemaal in het 'zoekplaatje', zoals in de eerste tekening tot uitdrukking komt. Ik was een twintiger en probeerde succes te behalen, liefst met muziek, maar heimelijk wilde ik dat ook als schrijver. In de band kon ik aardig mijn ei kwijt, want ik schreef het leeuwendeel van de muziek zelf, zowel tekst als muziek. Ik speelde gitaar en zong. Mijn zang zou pas na mijn veertigste beter worden. Eigenlijk pas toen ik vanuit mijn entertainment werk gewoon populaire muziek ging spelen en zingen. Hoofdzakelijk liedjes die ik in mijn band tijd voor geen goud wilde spelen. Ik noem er een paar" Twee eenzame cowboys, Rocking Billy en Café aan de haven en vele vele andere liedjes, zowel Nederlandstalig als Engelstalig. En daar heb ik enorm van genoten. Had ik dat maar geweten toen ik twintig was. Voor mij is het leven een zoekplaatje geweest. Ik denk dat dit voor heel veel mensen wel geldt, maar voor mij lag er geen weg uitgestippeld, anders dan de weg die ik zelf moest ontdekken. Ik heb altijd met verbazing en bewondering gekeken naar mensen die al heel vroeg wisten wat ze wilden gaan doen en het dan ook deden. Met succes. Ik wist ook wel wat ik wilde, alleen ontbrak bij mij succes. Nee, ik ben niet zielig. De puzzelstukjes vallen nu pas op hun plaats en dat is heel plezierig om nu te ervaren. Mijn weg is nou eenmaal anders dan die van anderen. Ik heb er eindelijk vrede mee, want ik ben wel altijd bezig geweest 'er iets van te maken'.
In de muziek ging het niet zoals ik het wilde, maar kwam het later op mijn pad en wel op een dermate manier dat we er heel veel mensen erg veel plezier mee gedaan hebben. 
Even een paar foto's van Hans en mijzelf. Hans op gitaar en ik op mandoline.

Tijdens de Djoser reizigers dagen als muzikale toeristen
De Muzikale Broers, ook wel optredend als "De Lopende Band"

Nadat ik was afgekeurd voor mijn dienstplicht en weer naar huis mocht, ben ik in september 1973 weer terug gegaan naar de kunstacademie en heb mijn studie afgemaakt. Het grote voordeel was dat ik nu beduidend meer gemotiveerd was en ook een goede band kreeg met beide docenten, waar ik daarvoor nog moeite mee had. Om een voorbeeld te geven. Onze docent modeltekenen riep altijd dat het een feest was om hier te mogen komen tekenen en hoe geweldig het was om de modellen te mogen leren tekenen. Eerst werd ik daar kotsmisselijk van, maar na mijn, drie maanden durende, helletocht door het leger, begreep ik wat de goede man bedoelde en ik heb daar mooie gesprekken met hem over gehad. Hij had gewoon gelijk.

"Sleutel"
Nog een zoekplaatje uit de eerste helft van de jaren 70





In dit zoekplaatje wordt nijver geprobeerd een sleutel op zijn plaats te brengen. Het geeft aan dat ik altijd al gezocht heb naar ingangen en antwoorden hoe de dingen te doen en er succes mee te hebben. Die hang naar succes heeft niets met Ego te maken, maar werd aangedreven door de angst tekort te schieten en tekort te koen. Door strips te tekenen hoopte ik een oeuvre op te bouwen waaruit ik royalties zou ontvangen zodat ik ook op latere leeftijd een goed leven zou hebben. Hetzelfde probeerde ik met muziek en stiekem ook met het schrijven van boeken. Het is dus niet zo gegaan en mijn schrikbeeld werd bewaarheid, op latere leeftijd (58 jaar), ben ik alles kwijt geraakt in plaats van een goed leven te kunnen leiden met behulp van mijn welverdiende royalties. Ik moet daar nu (61 jaar) hartelijk om lachen. Het is me niet gelukt om te vermijden waar ik bang voor was, maar ik leef nog en ik ben er nog en het leuke is dat ik het gevoel heb dat me nu wel lukt wat ik graag zou willen. Alleen kunnen die royalties me niet zoveel meer schelen. Het gaat goed met me en aangezien je doorlopend de overheid met die blauwe enveloppen op je nek hebt als je succes hebt, ben ik niet van plan om zoveel geld te verdienen dat ik mijn zuurverdiende geld aan de Haagse struikrovers af te dragen. Het is misschien niet aardig van me, maar inmiddels ben ik van mening dat de staat helemaal niets voor mij gedaan heeft, terwijl de staat wel verwacht dat ik alles voor de staat doe. Mooi niet. Dat heb ik ook verteld aan de deurwaarder van de belastingdienst toen die in februari 2010 bij mij kwam met de vraag: "Zo, meneer van Harten, waarom wilt u geen belasting betalen?" Ik ontplofte bijna en na weer een beetje tot bedaren te zijn gekomen kon ik de beste man snel en helder uitleggen dat ik dat echt wel wilde, omdat we dat nou eenmaal met ons allen hebben afgesproken, maar dat ik dat gewoon niet meer kon omdat het werk er niet meer was en is. En dat werk komt ook niet meer terug. Hij begreep me zonder dat te zeggen. Dat zag ik gewoon aan hem. Ik was immers niet de enige die door de recessie in de problemen was gekomen. Ook vertelde ik hem dat als ik eenmaal uit de ellende zou zijn gekomen en al mijn schulden zou hebben afbetaald, ik niet meer mee zou doen. Daar schrok hij van. Ik zei hem "dat ik geen gekke dingen zou doen, maar dat ik dan nooit meer zoveel zou verdienen zodat ik belasting zou moeten betalen. Niet zo moeilijk zei ik daar achter aan, want het werk is er niet meer en dat komt ook niet meer terug. Er komt een moment dat de staat, ook jullie ambtenaren niet meer kan betalen, en ja, dan komt het ambtenaren corps in beweging, want dan treft het hen zelf in de portemonnee. Maar als dat eenmaal zover is, dan zijn er eerst onnoemelijk veel mensen ten onder gegaan en is er al heel veel schade aangericht. Vooral geestelijk en mentaal. Waarom zien jullie dat niet!" Daar had hij geen antwoord op. Wat had hij dan moeten zeggen? Dat hij zich ook zorgen maakte? Dat zag ik zo ook wel. Hij is nog drie keer terug geweest en heeft me zelfs geholpen om een bezwaarschrift in te dienen. Dat heb ik gedaan en dat heeft maar gedeeltelijk geholpen omdat er in Nijmegen een onwrikbaar persoon op een positie zat die macht had. Ook die komt er wel een keer achter. Ondertussen was ik nog steeds op zoek en de recessie heeft me daar enorm bij gehopen. Mijn visie en inzichten werden steeds helderder en ik 'zag' steeds beter hoe het in elkaar zit en wat er aan het gebeuren is en was. Het mooie is dat er steeds meer mensen ook door beginnen te krijgen dat het anders moet en dat het ook anders kan. Ik wil absoluut geen paniek zaaien, maar het zal hoogstwaarschijnlijk eerst nog erger worden voordat het weer beter gaat worden. Eerst zal de macht van het geld gebroken moeten worden. De macht van de personen die de macht over het geld hebben, om het even helder te zeggen. Zolang er nog banken zijn die veel te veel geld verdienen met hun 'diensten', zal het steeds vervelender voor hen worden. Ik heb al vaak de vergelijking getrokken met de Franse revolutie. In die tijd had de adel de absolute macht en het volk had geen reet te vertellen. Er is de adel in die tijd veelvuldig en herhaaldelijk geadviseerd hun macht te delen met het volk. Maar zoals in de geschiedenisboekjes verslag gedaan is, heeft de franse adel daar niet naar geluisterd en om een heel lang verhaal heel kort te maken hebben vele guillotines de adel van hun macht ontnomen door hen te onthoofden. Simpel en buitengewoon doeltreffend. 
Heden ten dage bestaat de adel uit al die mensen die macht hebben zoals de hoge ambtenarij, hoge bank directeuren, idem dito van verzekeringen en energie bedrijven en andere machtsinstanties. Ik heb het al eerder geschreven en doe dat nu nog een keer, want het is essentieel voor het hele verhaal. Zolang er nog mensen zijn die vinden dat zij meer recht op een goed leven hebben dan wie dan ook, zal er niets nieuws kunnen ontstaan. Het hele denken over werken en leven voor luxe en wat al niet meer, zal moeten veranderen. Energie is er genoeg, daar zouden we niet eens voor moeten hoeven betalen. Het is er al lang en het kan zo ingezet worden. Voedsel is er genoeg, we hoeven het alleen maar met ons allen gezamenlijk te verbouwen en te verzorgen. Het is toch absurd dat we daar voor moeten betalen? Over de hele wereld is in principe meer dan genoeg voedsel voor iedereen, laten we het dan ook voor iedereen toegankelijk maken. Wat is er nou voor nobels aan om zelf rijk te worden terwijl er miljoenen mensen omkomen van de honger. Er zal nog veel moeten veranderen, maar het kan. De jonge mensen die nu in deze tijd nog iets willen beginnen, zullen dat op een creatieve en alternatieve wijze moeten den, want geld zal grotendeels verdwijnen. Het zal en kan dus anders moeten. Van de ouderen hoeven we niet zo veel meer te verwachten, die zijn al verpest door een levenslange indoctrinatie van het 'moeten werken anders heb je nergens recht op'. Dat is dus de grootst mogelijke onzin. Ieder mens heeft exact evenveel recht op een goed leven als welk ander mens ook. Ongeacht wie je bent en waar je vandaan komt, zonder uitzondering. Het is een schande dat wij dat nu nog steeds niet voor elkaar gekregen hebben. Het kan nog. De ouderen onder ons, mijzelf incluis, kunnen de jongeren helpen door ze te steunen en door ze vooral op het hart te drukken niet dezelfde fouten te maken die wij gemaakt hebben. Ik ben bereid die jonge mensen te helpen. Grenzen zouden weg moeten. Wie kan aanspraak maken op welk stukje grond dan ook? De indianen wisten dat al lang. Lang geleden al. Moeder aarde is onze gastvrouw en ze gedoogt ons en laat ons op haar prachtige wereld ons leven leven. Onze levens leven, want zoals je weet, leven we er niet een, maar leven we vele levens. Laatst had ik daar nog een leuk gesprekje over met iemand die dat maar een raar idee vond. Ik zei dat wij hier in het westen, door toedoen van de gevestigde godsdiensten, het enige werelddeel zijn waar mensen denken dat we het met een leven moeten doen. De rest van de wereld is een stuk wijzer, die weten wel beter. Hier komen we er ook wel achter. Je hoeft me niet te geloven, je merkt het vanzelf. Ik heb jarenlang in de auto gediscussieerd met mijn collega over dit thema. Hij geloofde er niet in en ik wel. Daar helpt geen enkele discussie, dus stelde ik hem voor om het volgende af te spreken. Als ik gelijk had, zouden we na onze dood gezellig op een wolk een biertje drinken en als hij gelijk had zouden we so wie so nergens meer last van hebben. Daar werd hij best wel even stil van. Mij maakte het niet uit. Of er nou wel of geen bier is in de hemel, maakt mij niet uit. Het gaat mij er om dat we elkaar altijd wel weer tegen komen en gewoon door gaan met onze reis van en naar Het Licht. In de tussentijd maakt het niet uit of je het gelooft of niet. Dat merken we dan toch vanzelf. (Vette grijns van opa, ik schrijf dit immers voor mijn kinderen en kleinkinderen en die mogen weten hoe opa er over denkt.) Wat ze zelf geloven of denken moeten ze helmaal zelf weten, daar hoef ik me gelukkig niet druk om te maken, want dat helpt toch niet. 
Tijd voor een tekening.
Hendrik krijgt binnenkort een eigen blog
In 1983 was ik zeer beslist gewend dat men het niet met mij eens was en dat liet men ook merken. Dat is tot voor kort zo geweest, maar geleidelijk aan is het tij gekeerd. Ik merk steeds meer dat mensen mij wel aan willen horen. Misschien voor sommigen nog wat te extreem en voor anderen juist te soft. Ach ja, shit happens, zeggen ze dan. Hendrik krijgt binnenkort een eigen blog. Dat verdient hij, want hij zegt wat hij denkt en heeft er volmaakt lak aan van wat en hoe een ander erover denkt. Hendrik is dus een echte hofnar, want die werden ook door niemand echt serieus genomen en konden juist daarom hun mening zeggen. Gewoon de waarheid vertellen, hun waarheid dan. Maar wel een waarheid waar je rekening mee moet houden, want juist omdat hofnarren niet voor vol werden aangezien, hadden ze toegang tot vele zalen en kamers. Van hoog tot laag en zo hoorden ze heel veel en wisten ze heel veel. Dat was soms ook wel gevaarlijk, maar een oude nar is een goede nar. En ook ik ben altijd nar geweest. Zelden voor vol aan gezien, maar zag en hoorde wel heel veel. En zoals het een goede nar betaamt, heeft hij geleerd hoe de waarheid in te kleden. Hendrik is volkomen onafhankelijk zowel politiek als financieel. Hendrik heeft waarschijnlijk helemaal niets. Ik heb hem nog nooit thuis getroffen. Altijd gehuld in die grote regenjas, levert hij kritiek op alles en iedereen, veelal de vinger op de zere plek leggend. 
Het is voorlopig wel weer even goed geweest. Hierna maak ik ook weer een blog over Goof Wordt vervolgd dus ik krijg het steeds drukker. Maakt niet uit wat Hendrik er van vindt.
Tot het volgende blog,
gegroet,

Dirk Jan van Harten















Geen opmerkingen:

Een reactie posten